“Door iemand feedback te geven voed je zijn leerproces. Als je van iemand feedback krijgt, voed je je eigen leerproces.” (Van den Brand, 2010, p. 191)
Voor mijn studie moest ik een les filmen in de klas en met behulp van een observatieformulier vanuit de opleiding (PEDAC) werd ik door een medestudent geobserveerd en heb ik een lijst verbeterpunten voor mezelf opgesteld met daaraan leervragen gekoppeld. Eigenlijk had ik voor deze observatie al bedacht dat ik in mijn klas meer wilde gaan doen met het geven van effectieve feedback. Ik weet van mezelf dat ik het prettig vind om leerlingen te laten weten wat ze goed doen, maar blijf hangen bij complimenten en voor mijn gevoel heeft feedback meer waarde dan complimenten.
Dit stuk heb ik geschreven voor mijn studie en daar moeten wij schrijven met afstand. We mogen niet schrijven over onszelf, maar over de leerkracht.
Feedback geven
Na de observatie werd er door de leerkracht aangegeven dat het geven van feedback aan leerlingen vaak globale feedback was (Pameijer, van Beukering & de Lange, 2009). Er werd de leerling gezegd dat er iets goed ging, maar zonder erbij te vertellen wat er dan daadwerkelijk goed was gegaan. Deze vorm van feedback draagt niet bij aan de motivatie van leerlingen en het leerproces, resultaten en zelfvertrouwen nemen niet toe. Andere vormen van feedback die zelden effectief zijn, zijn dubbelzinnige (‘dus jij denkt dat hier kip moet staan?’) en persoonlijke feedback (‘je bent super’) (Pameijer et al., 2009). Van den Brand (2010) geeft aan dat het belang in het geven van feedback is dat mensen verder worden geholpen in hun ontwikkeling. Zonder aan te geven aan leerlingen wat er goed of slecht gaat, weten zij niet wat zij aan het ontwikkelen zijn en waarin zij zichzelf kunnen verbeteren. Pameijer et al. (2009) zeggen dat de leerkracht met feedback de ontwikkeling van leerlingen op gunstige wijze beïnvloedt kan worden. In klassen waar effectieve feedback gegeven wordt, zijn de resultaten beter (Marzano, 2003). Goede feedback is specifiek en doelgericht. De leerling weet beter wat hij kon, wat hij kan en wat hij zal kunnen als je als leerkracht specifieke informatie over de taak geeft (Pameijer et al., 2009). Van den Brand (2010) geeft aan dat feedback specifiek en concreet moet zijn. Verder zegt Van den Brand dat feedback actueel en beschrijvend moet zijn, het moet worden gegeven vanuit de ik-vorm en dat feedback gewenst is. Marzano (2003) zegt over het geven van feedback dat deze effectiever is als deze gegeven wordt tijdens het leerproces. Deze punten laten het verschil zien tussen feedback en kritiek. De leerkracht wil ervoor zorgen dat leerlingen groeien in hun rekenwerk en ze niet het gevoel geven het niet te kunnen door het uiten van kritiek. Het is dus van belang om als leerkracht de feedback tijdens of snel na uitvoering van de taak aan de leerling te geven. De leerling zal dan nog goed weten wat hij gedaan heeft. De feedback van de leerkracht beschrijft wat er gezien is en door het vanuit de ik-vorm te doen is het voor de leerling duidelijk dat het de mening van de leerkracht is en is het geen kritiek op de leerling. (Van den Brand, 2010).
Feedback op verschillende niveaus
Hattie en Timperley (genoemd in Pameijer et al., 2009) onderscheiden feedback op vier niveaus, namelijk:
Feedback op taak: FT
Deze vorm van feedback is het meest voorkomend en bevordert het resultaat van de taak. Het kan een krachtige vorm van feedback zijn, maar dan moet er wel voldoende begrip aanwezig zijn. In het rekenonderwijs is deze vorm van feedback toepasbaar door mondeling of schriftelijk een reactie te geven op het gemaakte werk. De leerkracht geeft aan wat goed is en wat fout en wat er bij de fouten mis is gegaan. Een voorbeeld uit groep drie is dat de leerling getallen heeft opgeteld in plaats van afgetrokken: 3-1=4. Bij deze vorm van feedback is het mogelijk de bevestigende feedback van Verhallen en Walst (2011) te betrekken. De leerkracht bevestigt aan de leerling wat er goed is gegaan: ‘Je hebt de som hiervoor goed opgelost door af te trekken, kijk nog eens goed naar deze som’.
Feedback op proces: FP
Dit is zeer krachtige vorm van feedback geven. FP bevordert onder andere het gebruik van strategieën bij de aanpak van een taak. Door leerlingen op deze wijze feedback te geven, ben je als leerkracht mede bezig aan het aanleren van strategieën. De leerlingen passen de strategie die de leerkracht hen geboden heeft toe en de leerkracht verwoord met feedback hoe het gegaan is. Bij het rekenonderwijs in groep drie is een voorbeeld van deze feedback: ‘Ik zie dat je alle kralen op het rekenrek in een keer opzet om het getal zes te maken, je weet nu snel hoe je zes kralen moet pakken’. Verhallen en Walst (2011) hebben het over het geven van verhelderende feedback. In het geval van FP is het mogelijk om als leerkracht te vragen hoe de leerling wist dat het zes kralen waren en de leerling zijn aanpak te laten verhelderen.
Feedback op zelfregulatie: FZR
FZR is zeer krachtige vorm van feedback. Deze vorm bevordert de strategieën waarmee de leerling zichzelf van feedback voorziet om het doel te bereiken. De leerling denkt na over hoe hij een som moet oplossen en of dat een handige strategie was. De leerkracht geeft gericht feedback op wat hij de leerling hoort zeggen of ziet doen. De leerkracht ziet dat de leerling moeite heeft met splitsen en daarom materiaal gebruikt, splitsfiches, om het gemakkelijker te maken. De feedback die dan gegeven wordt, is: ‘Ik zag dat je de fiches pakte om de splitsingen uit te rekenen en het is je gelukt om ze foutloos te maken.’
Feedback op de persoon van de leerling: FPL
Deze vorm van feedback is meestal niet zo krachtig. Het richt zich op hoe de leerkracht de leerling als persoon ziet, bijvoorbeeld lief of slim. Vaak zijn het positieve opmerkingen, maar ze leggen geen relatie met de andere drie vormen van feedback. Het laat de leerling niet ervaren wat hij kon, kan en zal kunnen. FPL is wel effectief als het leidt tot een verandering in het leren of de aanpak van de leerling op het gebied van inspanning, betrokkenheid of het gevoel van doelmatigheid. Binnen het rekenonderwijs in groep drie is een voorbeeld hiervan: ‘Je hebt bij het maken van de sommen goed gebruik gemaakt van je rekenrek, je bent een topper!’.
Basisvoorwaarden bij feedback
Van den Brand (2010) geeft de basisvoorwaarden bij het geven en ontvangen van feedback. Zo zegt hij dat feedback gegeven moet worden vanuit een positieve gedachte. Een andere voorwaarde is de echtheid van de feedback. De leerkracht toont betrokkenheid bij de leerling en heeft oprecht het doel om met de gegeven feedback de leerling een leerkans te bieden om te groeien. Het is net als wat Cauffman en van Dijk (2010) zeggen over dat een compliment gemeend moet zijn. Als de leerkracht niet weet wat voor boodschap hij de leerling kan geven, dan is het beter te zwijgen. De derde basisvoorwaarde is empathie. De leerkracht hoeft het niet eens te zijn met de leerling als er gereageerd wordt op de gegeven feedback, maar moet wel bereid zijn zichzelf in de leerling te verplaatsen. Als laatste is acceptatie een voorwaarde bij het geven en ontvangen van feedback. Beide partijen accepteren wat de ander zegt. Wil de leerkracht dat er uitgewisseld wordt naar aanleiding van de feedback ga dan op dezelfde hoogte zitten als de leerling. Op gelijke (oog)hoogte zitten met de leerling stimuleert een gelijkwaardige uitwisseling. (Delfos, 2000).
Conclusie
Het geven van feedback is voor de leerkracht een krachtig middel om leerlingen te motiveren en prestaties te verbeteren. Het is wel van belang om feedback te geven op verschillende niveaus en in samenhang te geven. Geef als leerkracht feedback op de taak, het proces, de zelfregulatie en op de leerling als persoon. Feedback is een middel dat voortbouwt op een goede instructie en begeleiding van de leerkracht. Die basis is nodig om feedback echt krachtig te laten zijn binnen het onderwijs (Pameijer et al., 2009). Als leerkracht moet je bij het geven van feedback rekening houden met de basisvoorwaarden van feedback geven (Van den Brand, 2010).